Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG9029

Datum uitspraak2009-01-07
Datum gepubliceerd2009-01-07
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200803879/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 12 maart 2007 heeft de stichting Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (hierna: het CBR) het rijbewijs van [appellant] ongeldig verklaard voor alle categorieën.


Uitspraak

200803879/1. Datum uitspraak: 7 januari 2009. AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak in zaak nr. 07/6759 van de rechtbank 's-Gravenhage van 13 mei 2008 in het geding tussen: [appellant] en de stichting Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen. 1. Procesverloop Bij besluit van 12 maart 2007 heeft de stichting Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (hierna: het CBR) het rijbewijs van [appellant] ongeldig verklaard voor alle categorieën. Bij besluit van 23 juli 2007 heeft het CBR het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Bij uitspraak van 13 mei 2008, verzonden op 16 mei 2008, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, ingekomen bij de rechtbank op 27 mei 2008 en doorgezonden aan de Raad van State, hoger beroep ingesteld. Het CBR heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 december 2008, waar [appellant], in persoon, en het CBR, vertegenwoordigd door mr. J.J. Kwant, werkzaam bij het CBR, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken. Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, vangt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Ingevolge artikel 3:41, eerste lid, geschiedt de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager. Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Ingevolge het tweede lid is een bezwaarschrift bij verzending per post tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Ingevolge artikel 6:11 blijft niet-ontvankelijkverklaring ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. 2.2. Niet in geding is dat het bezwaarschrift van [appellant] tegen het besluit van 12 maart 2007 te laat is ingediend. 2.3. In zijn hoger beroepschrift betoogt [appellant] dat hij zijn best doet weer in de maatschappij te functioneren. Zijn rijbewijs heeft hij nodig om hier concrete invulling aan te geven. Hij is teleurgesteld dat hij niet alsnog een rijvaardigheidstest mag afleggen gezien het feit dat hij financieel niet draagkrachtig genoeg is om een nieuw rijbewijs te bekostigen. Ter zitting van de Afdeling heeft hij hieraan nog toegevoegd dat hij destijds als gevolg van drugsgebruik en ontwenningsproblemen niet goed in staat was voor zijn post te zorgen. 2.4. De Afdeling stelt vast dat hetgeen [appellant] in zijn hoger beroepschrift heeft aangevoerd gericht is tegen de inhoud van het primaire besluit en geen blijk geeft van omstandigheden op grond waarvan de overschrijding van de bezwaartermijn verschoonbaar had behoren te worden verklaard. Hetgeen hij ter zitting bij de Afdeling heeft aangevoerd kan evenmin leiden tot het oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Indien [appellant] niet in staat was voor zijn post te zorgen, had hij iemand moeten aanwijzen om dit voor hem te doen. Dat hij dit heeft nagelaten, komt voor zijn rekening. Nu artikel 6:7 van de Awb van openbare orde is, kan het CBR in geval van overschrijding van de wettelijke termijn voor het indienen van bezwaar, indien de overschrijding hiervan niet verschoonbaar is, niet van deze termijn afwijken noch afzien van niet-ontvankelijkverklaring. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard. 2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van Staat. w.g. Vlasblom w.g. Klein lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 7 januari 2009. 176-591.